Kupplungwagen NTM K 9 van Museumstoomtram Hoorn-Medemblik (SHM)

In het begin van de 20e eeuw drong de overheid er op aan om spoorgoederenwagens over het normaalsporige tramnet van de NTM te vervoeren. Het lichte spoor werd daartoe in een aantal jaren van zwaardere spoorstaven voorzien, het profiel van vrije ruimte werd vergroot en er werden koppelwagens aangeschaft. De laatste dienden om een overgang te krijgen van de locomotieven met tramkoppelingen (systeem Vicinaux) naar wagens met 'normaal' stoot- en trekwerk. Ze waren daartoe uitgerust met beide koppelmogelijkheden aan elk van de uiteinden van de wagen. Bovendien kon de afsluitbare laadruimte gebruikt worden voor het transport van goederen met een gewicht van maximaal 6 ton.

Koppelwagen K 9 van het Spoorwegmuseum werd in 1916 gebouwd en maakte deel uit van de subserie K 7 - 12.

In 1948 ging de wagen na de beëindiging van de exploitatie met trams naar NS, die de wagen gebruikte voor het baanonderhoud op de overgebleven lijnen in Friesland.

In 1963 kreeg de K 9 een uitgebreide herstelling bij de NS-werkplaats te Onnen, waarna de wagen aan het Spoorwegmuseum werd geschonken.

In 1995 werd de wagen in langdurige bruikleen afgestaan aan de Museumstoomtram Hoorn - Medemblik (SHM), waar hij dienstvaardig werd gemaakt.

Ook de identieke K 10 bevindt zich bij de SHM. Beide koppelwagens worden daar regelmatig gebruikt voor trams achter o.a. LTM-locomotief 26, die alleen voorzien is van normaal stoot- en trekwerk.

(BS 29/4'10)